Herman Obdeijn en de twee andere auteurs nemen ons mee op reis naar een land die in het uiterste westen ligt van Noord-Afrika. In Geschiedenis van Marokko gaat het over de oude Imazighen van het land, de komst van de verschillende oude rijken, de komst van de Arabieren, de verschillend dynastieën en nog veel meer. De auteurs schrijven over de verschillende eeuwen van dit gesloten en ooit zo machtig land. Het boek gaat ook over het huidige Marokko, over de nieuwe koning Mohamed, over de Arabische lente en tenslotte lezen we ook nog iets over de Hirak-protestbeweging. We zullen ons in deze podcast gaan focussen op de eerste Europeanen die de binnenlanden van Marokko proberen te ontdekken (al dan niet vermomd). We spreken met Herman over Charles Foucould en ongetwijfeld over nog een paar andere avonturiers. Herman zegt zelf dat het moeilijk is om over de geschiedenis van Marokko te schrijven. Simpelweg omdat er weinig tot geen geschreven bronnen zijn. Datgene dat er is komt vaak van Europeanen en gaat voornamelijk over de makhzen, de centrale overheid.
Charles Foucould werd begeleid door een interessante joodse man genaamd Rabbi Mardochée Aby Serour (Mardokhai Abî Serour), 1826-1886. Deze Rabbi vertrok in 1839 (nog maar 13 jaar oud) naar Jeruzalem om daar te studeren. In 1846 wordt hij dan ook officieel rabbijn. Hierna reisde hij heel veel door Afrika en kwam hij zelfs in Timboektoe terecht in het jaar 1860. Hij begon daar handel te drijven en werd daardoor erg rijk. In het jaar 1863 kwam hij terecht in Marokko. In 1883 en 1884 werd hij de officiële gids voor Foucould in Marokko.
Reactie naar aanleiding van de kritiek op sociale media door de heer Obdeijn:
Deze maand verscheen een nieuwe editie van ‘Geschiedenis van Marokko’ (Uitgeverij Bulaaq). Waar onder andere Nadia Bouras, de (ex-)adviseur van de Marokkaanse despoot Mohamed 6, aan heeft meegeschreven.
Na de troonsbestijging van Mohammed VI in 1999 leek een nieuwe tijd aangebroken. Een van zijn initiatieven was een beroep doen op deskundigheid van Marokkaanse emigranten om advies te geven. In Nederland waren o.a. Ahmed Aboutaleb, Khadidja Arib, Abdu Menebhi en Nadia Bouras uitgenodigd. Toen deze adviesraad na een tijdje een wassen neus bleek hebben de leden zich teruggetrokken.
Het boek bevat veel onwaarheden en is absoluut geen neutraal historisch werk. Hieronder bespreken we slechts enkele punten, die vooral met Arif te maken hebben.
“Veel onwaarheden en absoluut geen neutraal historisch werk” Een nogal boute bewering. Natuurlijk mag je vinden dat aan bepaalde zaken meer aandacht geschonken zou moeten worden, maar veel onwaarheden is erg sterk en ook niet bewezen. Op veel plaatsen in het boek wordt uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen in de Rif. Kennelijk heeft men niet meer gelezen dan de paragraaf over de Hirak.
Volgens ‘Geschiedenis van Marokko’ is Mohsin Fikri overleden op 6 oktober 2016, maar dat is 28 oktober 2016. Zo op het oog lijkt het een slordige fout die noch de drie schrijvers, noch een redacteur, noch de uitgever opviel,
Inderdaad een slordige onnauwkeurigheid, waarvoor excuses en die in een volgende druk uiteraard zal worden verbeterd. Maar of dit iets essentieels verandert aan het verslag valt te betwijfelen.
Maar wie de rest van de tekst leest zal erachter komen dat de schrijvers helemaal niks over Arif en de volksbeweging Hirak weten. Ze hebben zich gebaseerd op de propaganda van de staat gecontroleerde media en de gefabriceerde Marokkaanse politieverhoren.
Net als de Marokkaanse justitie, het regime en de media probeert ‘Geschiedenis van Marokko’ de Riffijnse volksbeweging te reduceren tot een nietszeggend protest. Dit wordt gedaan door bewust belangrijke feiten en gebeurtenissen achterwege te laten en aandacht te geven aan onwaarheden die alleen bestaan in de gefabriceerde politieverhoren.
Op p.269 wordt duidelijk gesteld dat de beweging zich richtte op het slecht functioneren van de centrale overheid en op de systematische achterstelling.
Behalve dat de schrijvers van het boek de volksbeweging proberen te beperken tot Al Hoceima, geheel in lijn met de visie van het Marokkaanse regime, negeren zij dat het een Riffijnse beweging is die opkomt voor heel Arif. Hoe verklaren de schrijvers van het boek de arrestaties die plaats vonden in de provincies Nador en Driouch?
Op p. 270 tweede kolom wordt vermeld dat de Hirakbeweging zich niet beperkte tot Al Hoceima
Eén van de belangrijkste eisen die vaak werd gescandeerd tijdens protesten was het opheffen van het militariseringsdecreet van het gebied. In 1958 werd een koninklijk decreet uitgevaardigd die de provincie Al Hoceima uitriep tot een militaire zone. Dat was het startschot voor de aanval op dit gebied en de Marokkaanse massamoord op de Riffijnen waarbij duizenden onschuldigen op de meest barbaarse manieren werden gedood. Deze eis, een politieke eis, werd niet genoemd omdat het niet past bij het beeld dat het boek wil creëren over de volksbeweging.
Op p 165 wordt de zeer bloedige onderdrukking van de protesten in 1958 uitgebreid vermeld In 1962 werd het militaire bestuur opgeheven. Pas in 2017, na de eerste protesten werd de noodtoestand opnieuw ingevoerd. Men kan van mening verschillen of de beëindiging hiervan de voornaamste eis was van de demonstranten of dat het niet veel meer om het gehele corrupte bestuur ging zoals vermeld op p. 269 en 270.
Het boek probeert ook de arrestatie van Nasser Zefzafi te rechtvaardigen door het verhaal van het Marokkaanse regime letterlijk te vertalen naar het Nederlands. Nasser Zefzafi zou de preek van een imam hebben verstoord, volgens ‘Geschiedenis van Marokko’. Behalve dat dit onwaar is, omdat Nasser pas na het vrijdaggebed de imam aansprak op zijn preek, die de politieke boodschap van het regime in Rabat propageerde, geeft dit geen aanleiding voor de arrestatie en marteling van de andere activisten die niet eens aanwezig waren in de moskee.
De arrestatie wordt niet gerechtvaardigd. De feite begrijpelijk presenteren betekent niet dat men daar ook begrip voor heeft. Feit is dat Zefzafi in het kader van een religieuze bijeenkomst protesteert. Dit blijkt uit filmpjes van de interruptie op internet en Facebook en ook volgens vader Ahmed Zefzafi in een latere verklaring. Natuurlijk was de reactie van de overheid disproportioneel. Maar algemeen bekend is dat het religieuze domein uiterst gevoelig terrein is.
Het boek probeert ook de betogers even schuldig te maken aan het gebruik van geweld als de Marokkaanse repressietroepen. Het boek negeert de duizenden Marokkaanse soldaten die naar het gebied werden gebracht om de burgers te dreigen en te discrimineren. Ook zijn de slachtoffers niet genoemd: Imad El Attabi en Abdelhafid Ahaddad. De eerste werd tijdens een protest doodgeschoten door de Marokkaanse repressietroepen. De tweede kwam om door het overmatig gebruik van het traangas.
Inderdaad worden slachtoffers niet met name genoemd. Het is de vraag of in het kader van dit boek niet al te gedetailleerd zou zijn. Vandaar dat dat in de 9 (!) pagina’s bibliografie wordt verwezen naar interessante literatuur over de Rifoorlog en de Hirak.
Het boek beweert ook dat een regeringsdelegatie een bezoek bracht aan het gebied en dat er bemiddelingsacties waren. Om vervolgens de schuld aan Nasser Zefzafi te geven die ‘alleen met de koning wilde onderhandelen’. Dit is alweer een letterlijke vertaling van de propaganda van het Marokkaanse regime. De regeringsdelegatie kwam niet om te onderhandelen maar aan tafel te zitten met lokale handlangers van het Marokkaanse regime. Noch Zefzafi noch andere prominente activisten van de volksbeweging kregen een uitnodiging.
In het boek wordt gesproken van een “krachteloze” regeringsdelegatie. Vandaar ook onder andere de bemiddelende acties van het Collectief Démocratie et Modernité (Noureddine Ayouch, Lahbib Kamal, Al Ababou en Driss Moussaoui). Dat Zefzafi (LeSite Info, 22-05-2017) de persoonlijke tussenkomst wilde van de koning is helemaal niet zo vreemd gezien de gezagsverhoudingen in Marokko, die in het boek worden uiteengezet.
Het boek heeft het ook over bemiddelingspogingen zonder die te specifiëren. Nasser Zefzafi en andere prominente figuren zeggen dat het regime hen wilde omkopen met grote sommen geld, en zelfs posities, in ruil voor het beëindigen van de volksbeweging. Dit schrijven de historici niet, omdat het niet in de politieverhoren staat. Of de auteurs verwarren omkopen met ‘bemiddelingspogingen’.
We verwarren niets. Maar wie het gehele boek heeft gelezen weet dat omkopen, baantjes beloven etc tot de gangbare praktijken behoort van de Maghzen.
Het boek spreekt ook over de Arif-republiek en probeert de autochtone Nederlandse lezer ervan te overtuigen dat het geen echte staat was en dat de Allawieten de baas waren over Arif. Dan krijg je het idee dat er bewust niet wordt vermeld dat de onafhankelijkheidsverklaring van de Riffijnse regering in de archieven van de Verenigde Naties ligt. Ook geen verwijzing naar de brief aan de Britse overheid waarin de Riffijnse president Abdelkrim El Khattabi duidelijk zegt dat de Riffijnen geen Marokkanen zijn. De luie auteurs hadden ook een krant uit die periode kunnen nemen waarin dagelijks over Abdelkrim El Khattabi, zijn proclamatie en de Riffijnse staat werd geschreven. De auteurs hadden ook hier op de markt een Riffijnse-Nederlander kunnen vragen of er ooit een Riffijnse staat is geweest.
Van p.131 tot p.137 wordt uitgebreid aandacht besteed aan de Rif oorlog. Daarbij komen ook de verschillende interpretaties van het begrip “Rif Republiek” aan de orde. Zie ook de dissertatie van Mohamed Tahtah, Entre pragmatisme, réformisme et modernisme. Le rôle politico-réligieux des Khattabi dans le Rif (Maroc) jusqu’à 1926. Leiden 1995.
Het boek spreekt ook over een Berberpartij om de indruk te geven aan de autochtone Nederlandse lezer dat de Imazighen een partij hebben en dat ze participeren in het politieke leven. Maar in het koninkrijk van Mohamed 6 is er helemaal geen Berberpartij! Sterker, de Marokkaanse grondwet verbiedt het oprichten van partijen op etnische basis. De schrijvers doelen waarschijnlijk op de Volkspartij, een paleispartij die net zo Berbers is als de Hizb Istiqlal, PJD of welke partij dan ook. De Volkspartij heeft zich nooit ingezet voor de Imazighen en was en is, net als de rest van de gedoogde partijen, slechts een pion van het Allawitische koningshuis.
Over de Mouvement Populaire zijn we kritisch genoeg Zie b.v. p 16, 268-269
In Marokko werd wel gepoogd een Amazigh partij op te richten door de inmiddels overleden Amazigh advocaat Ahmed Adgharni. Deze partij werd verboden en Ahmed Adgherni ontsnapte aan een liquidatiepoging.
Dit wordt vermeld op./ 192
Dit is slechts een klein deel van de vele onwaarheden en propaganda in het boek dat duidelijk niet de Nederlandse lezer neutraal wil infomeren maar juist manipuleert om de machthebbers in Rabat te paaien.
Er zijn gelukkig genoeg andere boeken die wel willen informeren.
Het is natuurlijk jammer dat het boek zowel bij de trouwe verdedigers van het traditionele Marokko als bij de Imazighen van de Rif weerstand oproept. Dat is misschien altijd het lot van de historicus die probeert objectief te zijn.
De corruptie, de hebzucht van de koning, de onderdrukking van de vrije pers, de manipulatie van de democratie komen uitgebreid aan bod.
Daarnaast is er ook veel aandacht voor de Imazighen (Berbers). Zie p. 14 -15 en 20 - 21 over de oorspronkelijke bewoners, de Berber oorsprong van de grote dynastieën (p. 32-56), Berber identiteit, met vlag en alfabet (190 – 192), de Berbers en het protectoraat (130 – 136) en vele andere plaatsen’.
Het is ook niet de eerste keer dat zulke onwaarheden over Arif verteld worden. Met name Nadia Bouras die zich presenteert als historica maar haar functie als (ex-) adviseur van de Marokkaanse despoot Mohamed 6 achterwege houdt. In 2019 schreef zij in De Trouw dat de Riffijnse migratie naar Europa geen enkele politieke beweegreden heeft en dat het zelfs een mythe is. En weer werd er niks gemeld over de Marokkaanse massamoord op de Riffijnen in 1959 waarna de Riffijnse migratie begon.
Nogmaals, zie over de bloedig onderdrukte opstand in 1959 p.164 – 165 van het boek.
Over de redenen van de Riffijnse emigratie is al veel geschreven. Afsluiting van de Algerijnse grens, overbevolking van de Rif, kansen om in Europa te gaan werken waren belangrijke motieven. Politieke redenen zijn voor sommigen zeker een reden geweest, maar was waarschijnlijk voor emigratie naar Nederland niet de voornaamste stimulans. Zie b.v. het recente boek van Khalid Mourigh, ‘De gast uit het Rifgebergte.
Dit komt weer overeen met de visie van het Marokkaanse regime dat zelfs in Nederland projecten en evenementen financiert om haar versie van de migratie te promoten.
Graag wat bewijzen hiervoor.
Het Riffijnse gedicht van Hamid Boussedra: ‘Wij dachten dat het anders zou zijn!’
Oom Heddu aan deze kant,
Abdenbi van Imzouren aan de andere kant
heldere gedachten,
van een analfabeet,
het verstand dat over van alles nadenkt!
Woorden als bijenhoning,
zo schoon als bronwater,
het is de levende geschiedenis.
Wij luisteren slechts,
want wij zijn klein.
Hun verhalen hebben een spoor
in onze harten achtergelaten.
Nu pas weten we wat
ze met hun gezegdes bedoelden.
Zij vertelden dat we sterk moeten zijn,
zodat de kolkende rivieren ons niet meesleuren!
Het gedicht is vertaald door Khalid Mourigh.
De podcast is te beluisteren via:
- Soundcloud
- Spotify
- ITunes
- Google Podcasts